top of page

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1. Karel de Grote, geb. bij Aix-la-Chapelle 2.4.748, gedoopt door Bonefacius aartsbisschop van Mainz; Karel en zijn broer Carloman volgen hun vader Pippijn samen op, waarbij Karel in hoofdzaak Neustrië, Bourgondië en de Provence, en Carloman in hoofdzaak Austrasië krijgen; beiden worden gezalfd op 9.10.768, Karel te Noyon en Carloman te Soissons; na de dood van Carloman in 771 en onder het passeren van diens minderjarige zonen, wordt Karel de enige koning der Franken; hij wordt dan wederom gezalfd als zodanig te Corbeny; na een geslaagde veldtocht tegen zijn ex-schoonvader de koning der Longobarden, volgt in 774 zijn proclamatie tot koning der Longobarden; Karel was reeds met zijn vader Pippijn gezalfd tot koning, Saint-Denis 28.7.754, en tevens door paus Stephanus II verheven tot ‘patricius Romanorum’, maar deze titel voert hij pas na zijn overwinning op de Longobarden; door paus Leo III tot keizer gekroond, Rome 25.12.800; laat dan zijn ‘patricius’-titel vallen; zijn uiteindelijke titulatuur wordt: ‘Karolus serenissimus augustus a Deo coronatus magnus et pacificus imperator Romanum gubernans imperium et per misericordiam Dei rex Francorum et Longobardorum’; zijn (westers) keizerschap wordt in 812 door de Oostromeinse ‘basileus’ Michael I Rhangabe erkend; overl. Aken 28.1.814, begr. ald. (Dom).

Hij had 4 echtgenotes en 6 concubines:
3. tr. voor 30.4.771
Hildegard (Houdiard), geb. in 758, overl. Thionville (Moselle) 30.4.783, begr. in de kerk van de abdij Saint-Arnoul van Metz (Moselle), dochter van Gerold I, frankisch graaf [in de Vinzgouw] en van Imma (Emma, Emme), dochter van de Alamannen-graaf Hnabi, achterkleindochter van hertog Godfried. Zij vergezelde Karel naar Italië in 773 en 781.

2. Lodewijk I, De Vrome, geboren bij Poitiers tussen 16 april en de herfst van 778. Zoon van Karel de Grote en Hildegard van de Vinzgouw. Door paus Hadrianus I tot koning van Aquitanië gezalfd Rome Pasen (154)-781; na de dood van zijn oudere broers Karel en Pippijn door zijn vader tot keizer gekroond en als mederegent aangesteld Aken 11.9.813; alleenheerser 28.1.814; doet zich door paus Stephanus IV opnieuw tot keizer kronen Reims 28.10.816; ontwerpt in Aken juli 817 een regeling van de toekomstige verdeling van zijn rijk (Ordinatio Imperii) welke hij echter in 829 wijzigt ten gunste van de uit zijn tweede huwelijk geboren zoon Karel hetgeen tot een reeks burgeroorlogen leidt; tot afstand gedwongen Çompiègne okt. 833 doch door zijn jongere zoons hersteld Saint-Denis 1.3.834; dit bevestigd door hernieuwde kroning Metz 28.2.835; overl. op een eiland in de Rijn bij Ingelheim 20.6.840, begr. Saint-Arnould bij Metz.
In zijn eerste huwelijk (795) was Lodewijk getrouwd met Irmingard. Ze hadden een goed huwelijk en Irmingard had een grote invloed op haar man.
Na het overlijden van Irmingard is Lodewijk op aandrang van zijn edelen hertrouwd. Na een soort schoonheidswedstrijd trouwde hij 1 februari 819 te Aken met
Judith van Beieren.

3. Karel II, de Kale, koning, daarna keizer, geb. Frankfurt aan de Main 13.6.823, overl. Maurienne op 6.10.877, begr. klooster Nantua, later Saint-Denis. Zoon van Lodewijk de Vrome en Judith van Beieren.
Vormt reeds vanaf 829 het middelpunt van handelen van zijn ouders om hem (in strijd met de als definitief bedoelde Ordinatio Imperii) een eigen rijk te bezorgen; door zijn vader tot koning gekroond en aangesteld tot hertog van Maine, Quierzy sept. 838 en van Aquitanië 13.12.838; strijdt na de dood van zijn vader samen met zijn halfbroer Lodewijk de Duitser tegen hun oudste broer Lotharius I, welke zij verslaan bij Fontenoy (bij Auxerre) 25.6.841; verkrijgt West-Francië bij het verdelingsverdrag van Verdun aug. 843; wordt na jarenlang verzet van de aristocratie in het hem toebedeelde rijksdeel alsnog door ‘bijna alle’ wereldrijke en geestelijke groten van Aquitanië tot koning gekozen en door de aartsbisschop van Sens gezalfd en gekroond, Orléans 848; weet echter (o.a. door de voortdurende Noormannen-invallen) pas vanaf 860 een zekere consolidering te bereiken; schaart zich van dan af, samen met Lodewijk de Duitser, aan de zijde van Theutberga wier huwelijk met hun neef Lotharius II kinderloos is, wat dus tot een komende verwerving, althans deling van het middenrijk kan leiden; laat zich na de plotselinge dood van Lotharius II (8.8.869) tot koning van Lotharingen wijden Metz 9.9.869, doch moet het oostelijke deel daarvan afstaan aan Lodewijk de Duitser bij het verdrag van Meersen 8.8.870; laat zich na de dood van zijn neef Lodewijk 11 door paus Johannes VIII tot keizer kronen, Rome 25.12.875; geacclameerd door een Italiaanse Rijksverzameling als ‘protector et defensor’ (en daarmee feitelijk tot koning) Pavia febr. 876; tracht na de dood van Lodewijk de Duitser (28.8.876) via een bliksemveldtocht naar Aken alsnog het hele middenrijk te verwerven, maar wordt door Lodewijk de Jonge bij Andernach verslagen 8.10.876; treft op een rijksverzameling te Quierzy (waar voor de duur van zijn afwezigheid de erfelijkheid van lenen per cartularium wordt afgekondigd 14.6.877) voorbereidingen om de paus tegen de Saracenen te hulp te komen, maar ziet daartoe in Italië geen kans.
Tr. (1) Quierzy 13.12.842
Ermentrudis van Orléans, geb. ca. 830; overl. 6-10-869; dr. van graaf Odo van Orléans

 

4. Lodewijk II  ‘de Stamelaar’ , van West-Francië, geboren 1.11.846; door zijn vader aangesteld tot koning in Maine 856 en, als gedesigneerd opvolger, tot (onder-)koning van Aquitanië 867; gaat zodra hij de dood van zijn vader heeft vernomen tal van kloosters, graafschappen en domeinen wegschenken om aanhang te winnen, wat de koninklijke macht natuurlijk verkleint en bijna tot een burgeroorlog leidt met de uit Italië terugkerenden; wordt na bemiddelend optreden van aartsbisschop Hincmar van Reims door deze gekroond, Compiègne 8.12.877; wordt ook door paus Johannes VIII gekroond (met uitzicht op een latere keizerskroning in Rome), Troyes 7.9.878; bevestigt op een samenkomst met zijn neef Lodewijk de Jonge van Oost-Francië het verdrag van Meersen te Voeren (Fouron) 1.11.878; bereidt (voordat een verdergaande samenwerking met de overige Karolingische vorsten wordt bereikt) een veldtocht voor tegen het opstandige zuiden van zijn rijk, doch (ziekelijk als hij is) overl. Compiègne Goede Vrijdag (10.4) en begr. ald. (klooster Notre-Dame) 11.4.879

tr. (2) ca. 875 (tussen 872 en 877) Adelheid van Parijs, geb. 855/60; overl. 18.10 kort
na 901; dr. van paltsgraaf Adalhard (omstreeks 885 graaf van Parijs) en NN.

 

5. Karel III  ‘de Eenvoudige’ (de Onnozele, der Einfältige, le Simple) , van West-Francië,, geb. 17.9.879; door aartsbisschop Fulco van Reims tegenover de toen als koning regerende graaf Odo van Parijs gekroond tot koning (van West-Francië) Reims 28.1.893; wordt eerst algemeen erkend nadat deze hem op zijn sterfbed ook als koning heeft gedesigneerd 1.1.898; moet in 911 de Seine-monding aan de Noormannen afstaan, maar verkrijgt in datzelfde jaar ook de steun van de meeste magnaten in Lotharingen na het uitsterven der Oostfrankische Karolingen; intituleert vanaf dat moment koning der Franken; ziet achtereenvolgens als tegenkoningen tegenover zich Odo’s broer Robert (922/23) en vervolgens diens schoonzoon Rudolf van Bourgondië (Raoul de Bourgogne, 923/36); ten dienste van deze laatste gevangen genomen door de Karoling Heribert II van Vermandois 923; vertoeft eerst te Château-Thierry, van 924 af te Péronne in gevangenschap; overl. ald. 7.10.929, begr. Péronne (Saint-Fursy), tr. (2) na 10.2.917, vóór 919 Eadgyfu van Engeland, geb. 896; vlucht in 923 met haar zoontje naar haar broer, koning Aethelstan van Engeland; keert terug 936; abdis van Notre-Dame te Laon; overl. na 951; dr. van Edward I the Elder, koning van Engeland, en diens tweede gemalin Aelfleda van Bernicia.

 

6. Lodewijk IV, gezegd van Overzee, geb. tussen 10.9.920 en 10.9.921; na de nederlaag van zijn vader in 923 door zijn moeder naar Engeland in veiligheid gebracht; wordt na de dood van koning Rudolf van Bourgondië door de groten o.l.v. Hugo de Grote, graaf van Parijs, teruggeroepen (vandaar later bijgenaamd ‘van Overzee’ ‘Transmarinus’, ‘d’outremer’) en gekroond tot koning van West-Francië Laon 19.6.936; moet Hugo de Grote echter naar Parijs volgen en verheffen tot ‘dux Francorum’ 25.7.936 die daarmee een soort hofmeierspositie verwerft; ontsnapt aan diens hof 937 waarna enkele jaren van interne strijd volgen; tracht aanvankelijk ook Lotharingen te herwinnen, maar sluit dan in nov. 942 met Otto I (Duits koning 936/973; keizer sinds 962) een verdrag te Visé aan de Maas, waarbij hij van Lotharingen en een deel van Bourgondië afziet; wordt in de voortgaande strijd met Hugo de Grote gevangen genomen door Vikingen te Rouen 13.7.945 en uitgeleverd aan Hugo de Grote, uit welke gevangenschap hij onder militaire druk van Otto I wordt bevrijd 1.7.946; vestigt zich dan niet meer in de gebruikelijke Karolingische residentie Laon, maar trekt zich terug in de palts te Compiègne totdat een definitieve vrede met Hugo tot stand komt 950; overl. aan de gevolgen van een val van zijn paard Reims 10.9.954. begr. ald. (Saint-Remi), tr. einde 939 Gerberga van Saksen, geb. Nordhausen 913/14; doet als weduwe van haar eerste gemaal (Giselbert van Lotharingen’) schenkingen aan het klooster Echternach 939; als gemalin van haar tweede echtgenoot gezalfd tot koningin der Franken Reims einde 939; speelt herhaaldelijk een actieve rol tijdens diens regering (zij wordt belast met de verdediging van Laon in 941 en die van Reims in 946; zij vergezelt hem op veldtochten naar Aquitanië in 944 en Bourgondië in 949); roept de gewapende hulp van haar broer Otto I in om de vrijlating van Lodewijk uit diens gevangenschap 945/946 te bewerken; verkrijgt van hem de abdij Notre-Dame de Laon 95 1; kan na zijn dood de verheffing van hun dan pas 13-jarige zoon Lotharius tot Westfrankisch koning (Reims 12.11.954) slechts bereiken met toestemming van Hugo de Grote die hij dan (evenals eerstijds zijn vader) naar Parijs moet volgen en die hij dan ook nog tot hertog van Aquitanië en van Bourgondië moet aanstellen; ondervindt in haar moeilijke positie als formeel regentes o.a. steun van haar schoonzoon Ragenold van Roucy; gaat na de dood van Hugo de Grote (16.6.956), die dan zijnerzijds nog slechts minderjarige zoons nalaat, samen met diens weduwe (haar zuster Hedwig) en in nauw overleg met hun broers Bruno (aartsbisschop van Keulen en hertog van Lotharingen) en Otto I, zowel de Karolingische als de Robertijnse belangen in West-Francië besturen; abdis van Notre-Dame de Soissons 959; overl. Reims 5.5.984, begr. ald. (Saint-Remi); dr. van Hendrik I ‘de Vogelaar’, hertog van Saksen en Duits koning, en diens tweede gemalin Mathilde van Westfalen.


7. Karel hertog van Neder-Lotharingen, geboren Laon zomer 953, overleden 22 juni 992. Zoon van Lodewijk van Overzee en Gerberga van Saksen. Hij neemt deel aan de vergeefse poging van Reinier IV van Henegouwen en diens broer Lambert I van Leuven hun vaderlijk erfdeel terug te veroveren 976; wordt verbannen door zijn broer Lotharius IV nadat hij diens gemalin Emma beschuldigd had van een verhouding met de 16.1.977 aangestelde bisschop van Laon. Adalbero; wendt zich dan tot keizer Otto II die hem aanstelt tot hertog in Lotharingen Diedenhofen/Thionville mei 977 (en daarmee, evenals met het herstel van Reinier en Lambert) een dam wil opwerpen tegen Westfrankische aanspraken op het Karolingische stamland); neemt deel aan de vergeldingsactie van de keizer tegen West-Francië 978; wordt daarbij (zonder dat zulks veel gevolgen heeft) door bisschop Theudebert van Metz tot koning van Lotharingen

geproclameerd, maar treedt in de eerste jaren daarna niet meer naar voren; bouwt tussen twee armen van de Zenne een versterkt kamp met aangrenzend bestuurscentrum en geldt daarmee als grondlegger van de stad Brussel; wisselt tijdens de troonstrijd die in het Duitse rijk na de dood van Otto II (7.12.983) uitbreekt herhaaldelijk van partij, waarop het Duitse hof hem laat vallen en hij van die kant voor zijn Westfrankische aspiraties geen enkele steun meer krijgt; wordt mede daardoor na de plotselinge dood van zijn neef Lodewijk V (21.5.987) niet gekozen tot diens opvolger tijdens een door aartsbisschop Adalbero van Reims te Senlis geleide vergadering; neemt na de verkiezing van Hugo ‘Capet’ tot Frans koning (gekroond 3.7.987), zich beroepend op erfrecht, de strijd op en krijgt door zijn bastaardneef Arnulf de koningsstad Laon in handen gespeeld mei 988 (waar hij zijn schoonzuster, de koningin-weduwe Emma, en bisschop Adalbero van Laon gevangen neemt) en weet deze stad te behouden; krijgt door Arnulf ook nog de kroningsstad Reims in handen (989) die hem op Palmzondag (29/3) 991 onder ede nogmaals trouw belooft, maar in de daarop volgende nacht uitlevert aan Hugo Capet die hem, met zijn gezin, gevangen zet in Orléans; overl. ald. Tr. ca. 970 NN, dochter van Rodbert van Troyes (?). Tr. voor 979 (ca. 975) Adelheid (van onbekende herkomst).
 

8. Ermengard van Lotharingen, overl. na 1047, waarschijnlijk in 1049. Dochter van Karel van Neder-Lotharinenen en Adelheid. Zij trouwde met Albert I, graaf van Namen, vermeld vanaf 981, wordt door Otto III belast met de bescherming van de abdij Brogne 31 maart of 30 april 992, overl. kort voor 1011, zoon van Robert I, graaf in (een deel van) de Lommegouw en Ermengard van Verdun.

9. Albert II van Namen, geb. ca. 1000, graaf van Namen ter opvolging van zijn oudere (in 1018 voor het laatst vermelde) broer Robert II, is aanwezig bij de stichting van de kapittelkerk St. Barthélemy te Luik en wordt in de daarop betrekking hebbende oorkonde onder de leke-getuigen als tweede, direkt na Gozelo I van Lotharingen, vermeld (1031), is eveneens aanwezig bij de wijding van het klooster St. Laurent te Luik 3.11.1034 en wordt dan belast met de voogdij van het daaraan geschonken grote, oud-karolingische domein Wasseiges, neemt waarschijnlijk met zijn schoonvader deel aan de slag bij Bar-le_Duc tegen graaf Eudes van Champagne 15.11.1037, is voogd van Ardenne, sticht de collegiale kerk van St. Aubin te Namen (1047), waaraan hij na het overlijden van zijn moeder zijn domein van Glons-sur-le-Geer schenkt, voor het laatst vermeld in 1062, overl. tussen juli 1063 en juli 1064, tr. voor 10.8.1035
Regelindis van Lotharingen, dochter van Gozelo I van Neder-Lotharingen (en later ook Opper-Lotharingen).

10. Irmgard van Namen, dochter van Albert II van Namen en Regelindis van Lotharingen, trouwde ca. 1065/70 met 
Herman van Malsen, vermeld 1057 - ca. 1080,  door keizer Hendrik IV (1056-1105) beleend met het land van Kuijc voor 1096.

11. Hendrik I van Kuijc , geboren ca. 1070, overleden voor 9-8-1108. Tr. ca. 1100 met
Alverade van Hochstaden . Vermeld van 1108 tot 1131. Betrokken bij de stichting van de abdij Mariënweerd in 1129. Dochter van Gerard I van Hochstaden heer van Rieneck en Aleydis van Wickrath.

12. Herman van Kuijc, geboren ca. 1100, overleden ca. 1168. Trouwde met
Alveradis van Chiny, dochter van Otto II van Chiny.

13. Hendrik II van Kuijc , geboren ca. 1130, overleden 1204. Tr. ca. 1160 met
Sophia van Rhenen. Erfdochter van Herpen. Vermeld van 1191 tot 1203. Dochter van Dirk van Rhenen en een dochter uit het huis (van Bierbeek?). Kinderen o.a.:
Reeks 135

14. Albert/Albrecht van Cuijck, geb. omstr. 1160, ridder, getuige bij een schenking van het allodium Herpen aan de Brabantse hertog 1191, heer van Cuyc en Grave 1204-1233, heer van Herpen, Merum en half Asten 1220-1233, stadsgraaf van Utrecht tot 12 mrt. 1220, verkocht zijn rechten voor 200 pond Utrechts, leenman van de bisschop van Utrecht voor het hoge en lage gerecht van Gasperde en Everdingen, overl. 1233, tr. omstr. 1195 (een 4e-graads huwelijk)
Hadewig (Heiwig) van Merum (Merheym), geb. Limburg eind 1182 of later (dochter van Rutger van Merum, nam deel aan de Derde Kruistocht 1189-1192, en N.N. (Aleydis van Horne?)).

15. Dirk van Cuijck, geb. omstr. 1205, ridder (milites), door graaf Willem II aangesteld tot burggraaf van Leiden tussen 1240 en 1243 na het overlijden van burggraaf Jacob, overl. voor 1260, tr. Leiden 1240 of 1241
Christina/Kerstine van Leijden (van Oegstgeest), geb. Leiden omstr. 1220 (dochter van Jacob, burggraaf van Leiden 1201-1241), erfdochter van het Leids burggraafschap en de ambacht Leiderdorp en Oegstgeest, overl. 1254.

16. Hendrick van Cuijck, geb. Leiden omstr. 1245, burggraaf van Leiden 1266-1319, heer van Leiderdorp en mogelijk van Oegstgeest, gaf heer Jacob van der Woude vroonland in Eslikerwoude in erfpacht 25 nov. 1284, ridder onder graaf Floris V (1285), vergezelde de Hollandse delegatie naar Engeland overzee 7 jan. 1298, overl. 12 jan. 1319, tr. omstr. 1275/80
Halewine van Egmond, geb. Egmond omstr. 1255 (dochter van Willem heer van Egmond 1248-1304) en Ada van Brederode), vermeld 1266-1276, vermeld filia heer Willem van Egmond bij akte 15 mei 1276.

17. Alveradis van Cuijck (van Leijden), geb. Leiden omstr. 1285, trouwde voor 1307
Dirck II van Wassenaer, geb. Voorschoten omstr. 1280 (zoon van Philips II, heer van Wassenaer, knape, zegelbewaarder en grafelijk raadgever onder Floris V en Jan I, en N.N. van de Wateringe), werd door graaf Jan II van Avesnes bevestigd in zijn lenen te Voorschoten en Wassenaar mei 1300, ambachtsheer van Voorburg 1307, zegelde met 3 wassende manen ('wassenaers') 1311, bewoner van kasteel Ter Horst onder Voorschoten, zwoer eed van trouw aan graaf Willem III 1314, werd met 79 man opgeroepen in het leger van de graaf in Vlaanderen 1315, overl. 1319.

18. Philips III van Wassenaer, geb. Voorschoten voor 1307, volgde zijn vader op in diens Wassenaarse goederen 1319, nam deel aan de Slag bij Kassel 1328, kocht het burggraafschap van Leiden van graaf Willem IV 1340, als zodanig ambachtsheer van Valckenburg en Catwijck, nam intrek in kasteel 't Zand tussen Katwijk en Oegstgeest 1340, kreeg te maken met tegenstand van de Leidse Kabeljauwse factie, maakte testament sept. 1343, moest toezien dat Leiden bij privilege van gravin Margaretha mocht uitbreiden tot het Hogheland 1 sept. 1346, overl. voor 5 jan. 1348 (misschien aan de pest?), tr. (1) in of voor 1319 Goede(line) van Benthem, tr. (2) 1321 of omstr. 1326
Elisabeth van der Dussen, geb. Dordrecht omstr. 1305 (dochter van Jan II heer van der Dussen en kanselier van de Heer van Altena, en Beatrix van der Sluijs), vermeld als gehuwd 1321, tr. (3) kort na 16 okt. 1333 Catharina Dudinck.

19. Dirck III van Wassenaer, zoon van Philips IV van Wassenaer en Elisabeth van der Dussen, geboren te Voorschoten omstreeks 1333, burggraaf van Leiden en ambachtsheer van Valkenburg en Katwijck 1348-1386, heer van Wassenaar, Kethel, Voorburg, Sassenheim, Vennep, Burggravenveen en Kalsslagen, bewoonde kasteel 't Zandt te Oegstgeest, stond onder voogdij van Jan van Polanen mei 1350 en nam als zodanig op 5 sept. 1350 deel aan het Hoekse verbond, werd na de Kabeljauwse staatsgreep d.d. 24 juni 1351 sterk beperkt in zijn rechten, verzoende zich met de graaf sept. 1351, vervolgens onder curatele van 3 Leidse Kabeljouwen 1351-1355, in dienst van graaf Willem V (1353), door huwelijk heer van Oost-Barendrecht 1354, tot ridder geslagen 1356, maakte gemene zaak met de Hoeken en werd onder curatele gesteld van 27 nov. 1356 tot 2 sept. 1357, nam deel aan het landsbestuur in afwezigheid van hertog Albrecht 1358-1381, verkocht alle erven rondom de Leidse Burcht 5 jan. 1360, werd na de moord op de Kabeljouw Claas Colijn berecht doch vrijgesproken 18 jan. 1384, in gevangenschap (Luik) 1386-1387, speelde geen rol van betenis meer na 1387, overl. tussen mei 1391 en 7 nov. 1392, tr. 29 sept. 1354 (huw. voorw.) Machteld Oem heer Gillisdr., erfdochter van Oost-Barendrecht, doch hij had een dochter uit een
buitenechtelijke relatie:

20. Katryn (bastaard) van Wassenaer, geb. in of na 1356, tr. (huw voorw. 30 okt. 1370)
Dirk Goeswijnsz. Say (van der Lede), geb. omstr. 1345 (zoon van Goeswijn Jansz. Saij, beleend te Schiedam), baljuw van Schiedam, was beleend met de Spieringhoeck, ontving uit handen van zijn schoonvader een jaarrente van 30 pond Hollands, leenman van Wassenaar, schout van Katwijk, aangesteld tot rentmeester van Wassenaer 13 juli 1380 voor 20 pond jaarlijks, overl. omstr. 1421.
Huwelijkscontract d.d. 29 oktober 1370, waarbij Dirk IV zijn onwettige dochter Catharina ten huwelijk geeft aan Dirk Say, een lage edelman uit de omgeving van Schiedam, met als medegave een jaarlijkse rente van dertig pond Hollands (Kasteel Twickel, Inventaris van het Huisarchief Twickel, Inv.Nr. 7394/1, f.18-18v).
5 morgen land onder Kethel
30-10-1370: Dirc Zay Goeswijnsz. tocht zijn vrouw Katherine, bastaarddochter van Dirc van Wassenair, burggraaf van Leyden, aan dit land, waarnaast hij haar 75 pond hollands per jaar bewijst volgens de huwelijkse voorwaarden, onder bezegeling door zijn broer Jan Goeswijnsz. Haar vader zal haar 300 pond Hollands geven als een rente van 30 pond, door de rentmeester van Wassenair uit te keren uit zijn domeinen, half op Vorscotenmarkt en half op Valckenburchmarkt, te lossen met 300 pond. Bij kinderloos overlijden van Katrine zal deze rente weer terugvallen aan de heer van Wassenair en zijn erfgenamen (AA, f 18 en 18v). (Ons Voorgeslacht 1978, p. 664)

5½ morgen land in Spirincshoec tussen de Zeedijk en de Oude dijk.
29-6-1371: Dirc Zay Goeswijnsz., zwager van de leenheer heer Dirc van Wassenair, burggraaf van Leyden, ridder, na opdracht uit eigen (AA, f 56v en A, f 40). (Ons Voorgeslacht 1978, p. 206).

11 morgen land in de Kethel, genaamd de Gheer (1403: belend ten noorden: de abdis van Rijnsburch, ten oosten: Jan Bogge, Pieter Jansz. en. Jacob Mathijsz., ten zuiden: Baerte Hoyters, ten westen: de Hardrechse watering.
25-3-1403: Dirc Zay Gooswijnsz. van der Lee, nadat het leen was afgestorven bij dode van zijn neef Dirc van Cattendijc, te versterven op zijn zoon Gillijs, gewonnen bij Katerine, zuster van de leenheer Philips, heer van Wassenair en burggraaf van Leyden (A, f 27). (Ons Voorgeslacht 1978, p. 215)

21. Adriaen(a) Dierc Zayensz. van der Lee, geb. omstr. 1385, haar wapen is te zien op een gebrandschilderd raam in het kasteel van Rhoon, een alliantiewapen met elementen Van der Lee (3 rozen) en Wassenaar (wassende maantjes), tr. voor 18 febr. 1408
Pieter III van Roden (ute Duvelant), geb. omstr. 1385/90 (zoon van Boudijn Pietersz. van Roden, heer van Rhoon 1380-1399, en Willemine Vranc Dirc Zayendr.), ambachtsheer van Rhoon 25 mei 1411-1437, schepen Dordrecht 1445, bouwde na de Elisabethsvloed (1421) het kasteel van Rhoon 1433, overl. voor 26 sept. 1454.
Het land in Pendrecht met de tiende en het ambacht, strekkende van het kerkhof van Pendrecht tot aan het ambacht van Cathendrecht
25-5-1411: Pieter Boudijnsz. uut Duvelant, heer van Roden, geeft op raad van zijn oom Dirc Zaeys Vranckenz., zijn neef Jan van Rijswijc, zijn neef en aangehuwde oom Florijs van der Boechurst en zijn aangehuwde oom Jan van Rodenrijs Danielsz. ter bedijking tot een zomerdijk voor 14 jaar uit een nieuwland in Roden binnen de oude dijk van Ryerwairt aan Clays Duust Ysebrantsz., Jan Ghijs Jan ‘s Rodenz. en diens zwager Pieter Willemsz., Pouwels Dirxz. en Symon Claysz. onder één dijk met het Cortambacht in de heerlijkheid Putte, dat Pieter Walravensz. van de heer van Gaesbeke heeft aangenomen.
28-2-1414: Peter van Roden tocht zijn vrouw Adriaen Dierc Zayendochter aan de mindere helft van het leen (1.h. 54, f. 113~).(Ons Voorgeslacht 1987, p. 244)


22. Pieter IV van Roden, geb. omstr. 1420, beleend met een vijfde deel van de lenen van zijn vader 1 aug. 1455, met een twintigste deel 1465, koopt tweemaal een vierde deel 1471, 1474, uiteindelijk ambachtsheer van de gehele heerlijkheid Rhoon 1483-1502, krijgt het onversterfelijk leenrecht 1481, zag zijn kasteel geplunderd en verbrand door de benden van jonker Frans van Brederode 1489, verkreeg de hoge heerlijkheid 1497, inpolderaar van de Rhoonse polders Gijsenland, Nijenland en JanCorneliszoonland, overl. 28 juni 1509, tr. tussen 1460 en 23 mei 1474
Margriet Gerritsdr. Storms (van Weena), geb. Delft omstr. 1440 (dochter van Gerrit Willem Stormsz., schepen en thesaurier van Delft, en Maria Vranck Lambrechtsdr.).
Het land in Pendrecht met de tiende en het ambacht, strekkende van het kerkhof van Pendrecht tot aan het ambacht van Cathendrecht
15-10-1455: Dirck van Roden bij dode van zijn vader Pieter van Roden met een vijfde deel ten Zeeuwse rechte (1.h. 116, cap. Z.H., f. 21).
4-10-1465: Willem-, Vranck-, Pieter en Dirck van Roden elk met een twintigste deel na koop ten Zeeuwse rechte na dode van hun broer Boudijn van Roden (1.h. 117, cap. Z.H., f. 24).
23-5-1474: Pieter van Roden na koop op 194-1474 tegen 10 pond groot Vlaams met een vierde deel ten Zeeuwse rechte na dode van zijn broer Willem van Roden, hij tocht zijn vrouw Margriet Gerijt Stormsdochter en met een vierde deel ten Zeeuwse rechte na koop op 1-7-1471 te Brugge na dode van zijn broer Dirck van Roden (1.h. 118, cap. Z.H., f. 7v en 23).(Ons Voorgeslacht 1987, p. 244).

23. Pieter V van Roden, geb. omstr. 1460, ambachtsheer van Rhoon (1502-1534) en Pendrecht (1520-1534), eigenaar van een huis aan het Westeinde te 's-Gravenhage, overl. 19 febr.1534, begr. Rhoon, tr. 7 juni 1501
Anna van Grave, geb. Leuven 5 jan. 1475 (dochter van Raes van Grave, heer van Hevere, en Elisabeth van Sinte Guericx), overl. 6 mrt. 1549, begr. Rhoon.

24. Gerrit/Gerard van Rhoon, geb. Leiden omstr. 1518/21, schildknaap 1553, bewoner van het Huys te Rhoon 1553, baljuw van Rhoon 1557, eigenaar van het slot Valckensteijn onder Poortugaal 1578-1582, heemraad van Rhoon 1589, doopgetuige bij de kinderen van zijn kleinzoon Philip Philipsz. 1591, 1593, baljuw van Putten en Geervliet 1593, kocht het land Korendijk van Arnout van Boshuijsen 1593, overl. ald. na 3 okt. 1600, tr. Catharina van der Does, geb. Leiden omstr. 1522, overl. 1607/08, verwekte een onwettige dochter omstr. 1543 bij
Katrijna Clementsdr., mogelijk geboren ’s-Gravenhage omstr. 1520 als dochter van Clement Aertsz., overl. voor 1559, en Adriaentge Andriesdr.), overl. voor 10 mrt. 1559.


25. Helena Gerritsdr. van Rhoon, geb. (ws) 's-Gravenhage omstr. 1544, biersteekster op het veer van Rhoon, werd bij testament gelegateerd van haar natuurlijk vader jonkheer van Rhoon voor het vruchtgebruik van 150 carolus guldens 3 okt. 1600, overl. aldaar voor 19 okt. 1623, tr. (2) voor 3 okt. 1600 Jacob Mathijssen, tr. (2) voor 1567 Philip Cornelisz. Vermaet, geb. Rotterdam omstr. 1537 (zoon van Cornelis Philipsz., mogelijk brouwer, vermeld te Utrecht 1532-1542, later te Rotterdam 1540-1543, en Trijntje/Katrijn Jansdr. Coning), woonde Rhoon 1561, schepen aldaar 1566, overl. Poortugaal voor 3 okt. 1600.

26. Philips Philipsz. (de Oude) Vermaet (van der Maet), geb. Rhoon omstr. 1567, won. Poortugaal, daarna Spijkenisse, schipper en biersteker, overl. Spijkenisse na 19 okt. 1623, tr. (2) Spijkenisse 3 mrt. 1602 Margen Aertsdr., tr. (1) voor 4 mrt. 1591
Maertje Dircx Koedief, (dochter van Dirck Cornelisz. Kuedieff en Maertje Aryensdr.) overl. Spijkenisse 20 mei 1640.

27. Philip Philips (de jonge) Vermaat, ged. 4 mrt 1591 te Poortugaal, ovl. 20 feb 1655 te Spijkenisse, zoon van Philip Philips de oude Vermaet en Koedief Maartje Dirks
markschipper en biersteker te Spijkemisse.
Begraven in de kerk van Spijkenisse: Hier leyt begraven den jonqe Philips Philipsz. Vermaet sterf den 20 February anno 1655.
Gehuwd 26 jan 1614 te Spijkenisse met:
Geertje Jans Bos, geb. te Spijkenisse, ovl. 17 nov 1658 te Spijkenisse, dochter van Jan Bos en Maertje Gerrits.


 

28. Jan Philipsz Vermaat, gedoopt op 18 juni 1634 te Spijkenisse. Zoon van Philip Philips Vermaat en Geertje Jans Bos.
Marktschipper van Spijkenisse op Rotterdam.
Gehuwd ± 1656 te Spijkenisse met:
Claasje Pieters Landmeter. Geboren rond 1634 in Biert. Dochter van Pieter Jacobsz Landmeter en Bastiaantje Cornelisdr. Ketting.


29. Cornelus Jansze Vermaat, gedoopt op 1 jul 1663 te Spijkenisse, overleden op 14 feb 1727 te Spijkenisse, zoon van Jan Philipsz Vermaat en Claasje Pieters Landmeter.
Marktschipper te Spijkenisse.
Gehuwd ± 1690 te Spijkenisse met
Margriet Jans Barrevelt, gedoopt op 22 augustus 1666 te Strijen, overleden 24 december 1719 te Spijkenisse.

30. Philip (Fulp) Cornelisz Vermaat, ged. 22 nov 1699 te Spijkenisse, ovl. 31 mei 1764 te Spijkenisse, zoon van Cornelus Jansze Vermaat en Maegriet Jans Barrevelt
Gehuwd 8 nov 1733 te Spijkenisse met:

Jannetje Huibrechts Villerius, ged. 2 sep 1714 te Spijkenisse, ovl. 19 apr 1765 te Spijkenisse
dochter van
Huibrecht Villerius, vermogend boer op de Welplaat en Francijntje Ploeger.

31. Francina Vermaat, geb. 4 sep 1735 te Schiedam, ged. 11 sep 1735 te Spijkenisse. Zij is overleden op 19 maart 1822 in Hekelingen. Dochter van Philip (Fulp) Cornelisz Vermaat en Jannetje Huibrechts Villerius.
Gehuwd met
Pleun Bastiaan de Raat. Hij is geboren rond 1746 en hij is overleden op 28 februari 1827 in Hekelingen. Zoon van Bastiaan Cornelisz de Raet en Maaiken Pleunen Pruimstraat.

32. Jannetje Pleuntie de Raat, gedoopt op 23 juni 1782 te Hekelingen. Dochter van Pleun Bastiaan de Raat en Francina Philips Vermaat.
Zij trouwt te Hekelingen op 30-4-1808 met
Maarten Braat, gedoopt te Hekelingen op 30-3-1777, overleden te Overschie op 18-1-1827. Zoon van Klaas Braat en Jaapje van Driel.

 

33.   Pleun Braat, geboren te Overschie op 17-2-1809, van beroep bouwman en overleden te Hazerswoude op 1-9-1874. Hij trouwt te Overschie op 3-4-1842 met Neeltje van der Wilk, geboren te Capelle aan den IJssel op 5-5-1818, overleden te Hazerswoude op 2-8-1896. Zij is een dochter van Ary van der Wilk en Grietje Boom.

34. Maarten Braat, geboren te Hazerswoude op 1-12-1842, van beroep bouwman en overleden te Haarlemmermeer op 24-12-1901. Hij trouwt op 17-11-1873 (scheiding tafel en bed op 5-12-1897) met
Antje van der Akker, geboren te Hazerswoude op 21-3-1839 en overleden te Haarlemmermeer op 15-4-1907. Zij was een dochter van Dirk van der Akker en Neeltje Verduijn.

35. Gerardus Braat, geboren te Haarlemmermeer op 16-9-1880, overleden te Rotterdam op 4-3-1967. Hij is van beroep landbouwer-taxateur Tarwe Centrale, wonend in de boerderij “’t Land Kanaän te Zevenhuizen. Hij trouwt 1e met
Mijntje Pruissen, geboren te Haarlemmermeer op 2-8-1883 en overleden te Gouda op 20-8-1960. Zij is een dochter van Wouter Pruissen (landbouwer te Nieuw-Vennep en overleden ± 1927) en Ariana Juditha Pruissen (nicht van Wouter, zij is geboren ± 1850 en overleden op 3-8-1918). Hij trouwt 2e met Johanna Maria Cornelissen en trouwt 3e met Pietertje Visser.

36. Ariana Juditha Braat, dochter van Gerardus Braat en Mijntje Pruissen. Geboren te Zevenhuizen op 29 maart 1920, overleden aldaar op 27 augustus 2010.
Gehuwd met
Willem Pieter Ooms, geboren 1 juni 1924 te Zevenhuizen, van beroep meubelmaker en stoffeerder en overleden op 1 september 1998 te Gouda. Zoon van Catharinus Ooms en Jannigje Aartje van Vliet.

37. Johnny Ooms, zoon van Willem Pieter Ooms en Ariana Juditha Braat.

Geboren te Zevenhuizen op 15 februari 1958.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Stamreeks Karel de Grote

bottom of page